Bericht
door Robin » 29-07-2010 13:39
Stukje #4, versie II:
“Lieke, Lieke!” Leunend tegen de deur en staand op zijn linkervoet bonsde Ad tegen diezelfde deur.
De deur ging open en de vroege bezoeker viel het huis in. Terwijl hij overeind krabbelde, zag hij een duister silhouet dat hem gadesloeg.
Ad zag er gehavend uit, met wallen onder zijn ogen, het rechterbeen wat hij heel bewust iets boven de grond liet zweven en enkele twijgjes in zijn haar.
“Wat is er, Daphne?” vroeg de figuur op een chagrijnige en eisende toon.
“Ik heet Ad,” antwoordde hij. “Daphne is een meisjesnaam.”
“Laat maar,” gromde Lieke. “Vertel wat er is, dat je hier zo als halve boom aan komt zetten.”
“Tess en Merijn, ze zijn vertrokken.” Ad was nog iets te stijf om normale zinnen te maken.
Lieke veranderde meteen van houding en vroeg scherp: “Waar zijn ze heen?”
“Weet ik veel,” mompelde Ad. “Ik ben meteen hierheen gekomen.” Hij hief zijn hand verdedigend, alsof hij dacht dat ze hem ging slaan. Toen hij merkte dat dat niet het geval was, haalde hij die hand door zijn haar om zijn schijnbeweging te camoufleren. Dan pas had hij door dat hij al camouflage in zijn haar had, waarna hij ze er een voor een uit begon te trekken.
“We kunnen ze nog inhalen,” bedacht Lieke. Ze greep Ad bij de schouder. “Ik neem aan dat ze naar Het Huis gaan, of daar in ieder geval langs gaan.” Ze trok hem mee naar buiten terwijl ze verder praatte. “Ze hebben daar iets verdachts gedaan en daar gaan ze vandaag weer mee verder. We hebben geen tijd te verliezen.” Ze wees naar de fiets die voor het huis op de standaard stond. “Jij neemt mijn fiets; ik ga bij jou achterop: dat is het snelst.”
Ze duwde hem naar haar fiets. Hij stapte op, nog steeds met een slapend been. “Snel,” fluisterde ze bevelend en plaatste zich achterop in een amazonezit. Omdat hij niet snel genoeg voor haar was, prikte ze hem nog even in zijn rug.
Tess, Merijn, Sem, Jasmijn en Kat liepen de steile trap op naar de studeerkamer van Faulicius. De vorige keren dat ze daar liepen, hadden ze niet zo goed opgelet, maar nu zagen ze dat de smalle gang er vroeger statig maar ingetogen uit moest hebben gezien. De leuningen waren subtiel houtsnijwerk dat naadloos overging in de want. De kleine ornamenten in de onderkant van de leuningen waren de enige versieringen.
“De vloer is weer droog,” merkte Tess op. “Zonder een spoor van de overstroming. Hoe kan dat?”
“Magie,” verklaarde Kat.
Nu de stilte verbroken was, voelde Merijn dat hij eindelijk de vraag kon stellen waar hij de hele tijd al een antwoord op wilde. “Waar gaan we eigenlijk naartoe?” vroeg hij. “Dat heb ik nog helemaal nog niet gehoord.”
“Dat heb ik ook nog niet verteld,” zei Kat. Alle vier de leerlingen keken hem nu aan en wachtten zwijgend tot hij verder sprak. “We gaan zo naar het tuincentrum in de grote stad.”
“Het tuincentrum?” vroeg Sem. “Waarom?”
“Omdat op die plek vroeger een teleportatieplek was. Ze hebben er een tuincentrum overheen gebouwd en ik wil een paar andere magiërs bezoeken.”
Op dat moment kwamen de vijf bovenaan de trap.
Tess opende de deur naar de studeerkamer en liep als eerste naar binnen. Het zag er nog precies zo uit als ze het achter hadden gelaten, behalve Merijn, die opgelucht was dat ook hier geen waterschade te bekennen was. Zijn zus pakte het Boek der Sigils op en gebaarde Sem dat hij zich om moest draaien. Ze liet het gehavende boek in zijn rugzak zakken.
Jasmijn had een paar pennen en een stapel papier gepakt en gooide in Sems rugzak bij het boek.
“Daar staan hun fietsen,” wees Ad, al wat wakkerder dan hij was toen we hem voor het laatst hadden gezien.
“Twee handen aan het stuur!” gilde Lieke, terwijl de fiets sterk slingerde. Ze greep Ad extra stevig vast.
“Rustig maar,” mompelde hij gedecideerd. Hij pakte het stuur weer vast met beide handen. “Wat wil je nu eigenlijk doen?” vroeg hij. Dat wilde hij nu wel eens weten.
“Wachten. Kijken wat ze gaan doen,” zei Lieke. Ze had haar kalmte alweer hervonden. “Het is belangrijk dat we ons goed verbergen.”
This silence was much worse than the one before, and this time no-one started clapping.