Bericht
door Robin » 27-08-2010 17:20
Stukje #7:
Ondertussen sloop Kat rond en keek naar de bomen, proberend te bedenken welke kant hij zijn leerlingen moest leiden.
De bomen wiegden langzaam in de wind.
Hij sloot zijn ogen, hopend dat hij zo iets zou vinden, maar tevergeefs. Hij was hier te lang niet geweest. Loom liet hij zich zakken en sluimerde voor een tijdje.
“Kat!”
Deze schrok wakker en keek op. Sem stond voor hem, met een stapel papier in zijn handen.
“We zijn klaar, we hebben allemaal twintig sigils gemaakt.”
De leraar knipperde met zijn ogen. “Ja, goed. Mooi. Wat wilde ik ook alweer doen?”
Zijn leerlingen stonden geduldig te wachten terwijl hij zich uitrekte, wat rond liep en met zijn rechter voorpootje op zijn kin tikte.
“Och ja, natuurlijk!” riep hij zo plotseling uit, dat Jasmijn een beetje schrok.
“Wij gaan — of liever gezegd: jullie gaan leren hoe je sigils uit je mouw schud. Letterlijk.”
Hij legde verder uit wat ze moesten doen: de voorraad sigils in hun mouw stoppen — “Gelukkig is het geen zomer, het werkt niet met korte mouwen,” grapte hij — om ze eruit te schudden.
“Als je dat snel genoeg doet, en er gelijk de spreuk achteraan zegt, kan je dus een sigil afvuren die je van te voren bereid hebt. Extreem handig in tijdsgevoelige situaties. Trouwens ook als je een kenner in sigils voor je hebt.”
Kat tapte met zijn voorpoot op de grond. “Kom eens hier liggen, Sem. Dan zal ik laten zien hoe je die sigils in je mouw moet stoppen.”
Sem volgde nogmaals de instructies van zijn leermeester op.
“Schuif ze hier zo — ja, op die manier. Tot hier.” Terwijl Kat dat zei, schoof Sem zijn sigils onder zijn shirt tot tegen zijn rechter-bovenarm.
“Wat nu?” vroeg hij, terwijl hij de kat aankeek.
“Nu mag de rest hetzelfde doen,” antwoordde die.
De tweeling en Jasmijn keken elkaar aan, en lieten zich ook op het gras zakken.
“Nee, nee, jullie kunnen blijven staan,” zei Kat geïrriteerd. “Dat liggen was alleen maar zodat ik erbij kon.”
Ze hadden allemaal hun sigils in hun mouw gestopt. Kat liet ze zwaaien met hun armen totdat er een sigil uitvloog.
“Stop maar. Het wordt al donker,” zei Kat. “Het is duidelijk dat jullie nog niet klaar zijn hiervoor, maar dat maakt niet uit. Morgen is er weer een dag.”
“Donker?” vroeg Sem. “Maar zo lang zijn we toch niet bezig?”
Ze keken om zich heen. Het was vreemd stil. Er leek iets niet te kloppen.
“Waar is de wind?” vroeg Tess.
“Stilte voor de storm,” mompelde Kat, en hij keek omhoog. Donkere wolken hadden zich samengepakt. “Natuurlijk. Het is geen schemering, maar bewolking dat het hier zo donker is.”
Gehypnotiseerd keek Kat naar de lucht. Na enkele tellen schudde hij zijn kop en keek zijn leerlingen aan. “We moeten hier weg. Ik was van plan te gaan naar het huisje van een magiër die ik ken en hier in de buurt woont. Maar het is al lang geleden dat ik hier ben geweest, ik weet niet welke kant we op moeten.
“Daar is een huisje,” wees Jasmijn. De anderen volgden haar vinger en keken haar vervolgens verbluft aan.
“Waar zie je dat?” “Ik zie niets.” “Ik ook niet!”
“Interessant…” mijmerde Kat.
“Nou, laten we gaan dan!” opperde Sem monter. “Ik zou wel graag binnen willen zitten voor we het bos uit geblazen worden.”
“Goed,” besloot Kat. “Verzamel wel even alle spullen. En Tess: ik wil weer in de mand.”
This silence was much worse than the one before, and this time no-one started clapping.