Bericht
door Daniël » 21-12-2010 10:59
3/4
De kinderen speelden de hele dag buiten. David speelde de kapitein van het cruiseschip waarmee hij zogenaamd bij Langeweg was aangekomen en Sophie was de rijke dame die het schip had gehuurd om eens rond te kijken op Langeweg. David leidde haar rond en maakte haar weg wijs. Ze struinden door het vochtige gras van de weilanden waar ’s zomers de koeien graasden en ze bezochten de glazen kassen waar Louis Oliver z’n tomaten kweekte. ’s Middags keerden ze even terug naar de thuishaven waar Hannah Oliver een soepje had gekookt.
Toen de kommen leeg waren maakten de kinderen al weer aanstalten om hun jassen aan te trekken.
‘Komen jullie niet te laat terug?’ vroeg Jessica Parks bezorgd. Ze voelde niets voor een herhaling van zondagavond, maar Hannah legde haar met een geruststellende blik verder het zwijgen op en de twee avonturiers waren alweer gevlogen.
‘Waar gaan we nu heen?’ vroeg Sophie nieuwsgierig.
‘Naar de boomgaard,’ zei David.
Ze beklommen het grindpad dat verder de heuvel opliep naar de boomgaard op de top, een bescheiden verzameling appel- en perenbomen die nu met hun kale takken maar een verdrietige indruk maakten.
David keek een beetje beteuterd om zich heen. De laatste keer dat hij hier was geweest, was toen hij met zijn vader de appels van de bomen had geplukt om ze naar Sunnyfield te brengen en te verkopen. Toen droegen de bomen nog duizenden groene blaadjes. Waarom waren ze nu kaal? De dennen in het Kerstbomenbos waren dat toch ook niet?
Sophie zei echter: ‘Het is hier veel mooier dan in de Stad, weet je. Alleen jammer dat er geen kermis is.’
David begreep er niets van, maar hij vond het allemaal best zolang hij Sophie maar niet teleur stelde.
‘Wat is er op die heuvel daar?’ vroeg Sophie opeens, wijzend naar een steile rotsachtige piek die uit het glooiende landschap verrees. Het gevaarte grensde aan het zuiden van de heuvel, waar de boerderijen van Louis Oliver en Ben Parks op gebouwd waren, en lag net voor de bocht van Langeweg, waar het asfalt afboog naar het westen om in een boog om de heuvel verder te lopen.
David hoefde niet te kijken wat ze bedoelde. De steile heuvel, die zeker honderd meter hoger de hemel in reikte dan de heuvel waar de kinderen zich nu op bevonden, was het enige geheime plekje in de omgeving waar hij weleens op een mooie zondagmiddag met zijn vader naar toe ging om te spelen tussen de wilgen. En als ze dan helemaal uitgeput waren van het dollen op de groene top, tilde Louis Oliver hem in de hangmat die hij voor hem tussen twee wilgen in gespannen had en dan keken ze samen naar de ondergaande zon die dan achter de uitgestrekte grasvlaktes in het westen verdween. David vroeg zich af hoe dat zou zijn met Sophie.
‘David?’ vroeg Sophie, nu ze David heel wazig naar de overkant zag kijken. ‘Wat is er op die heuvel?’ herhaalde ze.
‘Dat is de Morgentop. Daar staan de Notenbomen.’
‘De wat?’
‘Ik kan het niet uitleggen. Je moet het zien.’
‘Maar we mochten niet te laat thuis zijn van mijn moeder en het wordt al donker,’ waarschuwde Sophie.
‘Als we opschieten halen we het avondeten nog, maar dan moeten we nu gaan.’
Sophie keek David even aan. Hij lachte opeens. Sophie lachte ook.
‘Oké, we gaan!’ riep ze opgewonden.
Zo kwam het dat de twee kinderen in de avondschemering nog koers zetten richting Morgentop. Daar gingen ze, rennend over het pad de heuvel af, hand in hand, de kapitein en zijn passagier.