Geplaatst: 06-09-2012 20:44
Stukje #12:
Hoofdstuk 4: vrouwen/mannen
Meteen werden de gasten naar het huis van de man gebracht, waar ze een stevige maaltijd kregen.
Dat was maar goed ook, want ze vielen om van de honger.
“Dus… Tess, Merijn, Jasmijn, Sem en Kat?” vroeg de man. Hij telde de namen af op zijn vingers.
“Helemaal goed,” zei Merijn. Zijn Noors, waar hij zo trots op was, klonk vlak en ingestudeerd in het bijzijn van échte sprekers. “En hoe kunnen we onze gasten noemen?”
“Jullie gasten?” vroeg de man geamuseerd.
“Ik bedoel gastheren,” zei Merijn met vuurrode wangen.
“Ik plaag maar,” zei de man. “Mijn naam is Rikard en dit is mijn dochter, Vivian.”
“Deze ruimte komt me bekend voor,” zei Kat. “Was dit niet het huis van de burgemeester, tachtig jaar geleden?”
“Dat is het nog steeds,” zei de man. “Ik ben de huidige burgemeester. Bent u hier eerder geweest?”
“Blijkbaar,” zei Kat droog. “Toen was ik echter bekend onder een andere naam — toen werd ik nog Thaddeus genoemd.”
“Thaddeus?” zei de dochter vrolijk. “Ik heb van u gehoord, van mijn oma. Maar zij vertelde dat u een knappe jongeman was en niet een kat.”
Kat kuchte. “Ik zit in dit lichaam gevangen. Het is een lang verhaal. Maar over Birgitta gesproken, ik zou haar graag eens willen zien.”
“Dat gaat helaas niet,” zei de burgemeester. “Mijn schoonmoeder is enkele jaren geleden overleden.”
“Oh, nee,” zei Kat. Hij sprintte weg.
“Waarom deed hij dat nou weer?” vroeg Vivian.
“Hij heeft een zware week gehad,” zei Merijn.
Tess stond op en liep haar leraar achterna.
Ze vond hem in een hoekje. Hij was zachtjes aan het huilen. Ze pakte hem op en hield hem zwijgend in haar armen.
Na een tijdje begon Kat tegen haar te praten. “Birgitta is ook dood. Iedereen is dood — iedereen die ik kende. Ik heb ruim zeventig jaar van mijn leven gemist en iedereen om wie ik geef is voor altijd weg. Niemand is meer over.”
“Je hebt ons nu,” zei Tess zacht.
Kat werd stil en dacht daarover na, terwijl Tess hem aaide.
Ondertussen liet Vivian enthousiast haar huis zien aan haar overgebleven gasten. Haar vader had haar dat opgedragen te doen, terwijl hij zelf bezig ging met administratieve zaken.
Merijn vertaalde de dingen die Vivian vertelde voor Sem en Jasmijn.
“En dit is de zolder,” zei ze. “Eén van jullie kan hier logeren, de anderen zullen we ergens anders onderbrengen.”
Ze keek Merijn aan.
“Wat denk je, wil jij bij ons logeren?” vroeg Vivian aan hem.
---
De naam van de burgemeester, Rikard, noem ik maar één keer in het hele verhaal. Wat zal ik daarmee doen? Zijn naam helemaal weglaten? Of op andere plekken zijn naam gebruiken in plaats van "de burgemeester" of "de vader van Vivian"? Of laten zoals het nu is, dat hij zijn naam wel noemt, maar dat die verder niet gebruikt wordt?
Hoofdstuk 4: vrouwen/mannen
Meteen werden de gasten naar het huis van de man gebracht, waar ze een stevige maaltijd kregen.
Dat was maar goed ook, want ze vielen om van de honger.
“Dus… Tess, Merijn, Jasmijn, Sem en Kat?” vroeg de man. Hij telde de namen af op zijn vingers.
“Helemaal goed,” zei Merijn. Zijn Noors, waar hij zo trots op was, klonk vlak en ingestudeerd in het bijzijn van échte sprekers. “En hoe kunnen we onze gasten noemen?”
“Jullie gasten?” vroeg de man geamuseerd.
“Ik bedoel gastheren,” zei Merijn met vuurrode wangen.
“Ik plaag maar,” zei de man. “Mijn naam is Rikard en dit is mijn dochter, Vivian.”
“Deze ruimte komt me bekend voor,” zei Kat. “Was dit niet het huis van de burgemeester, tachtig jaar geleden?”
“Dat is het nog steeds,” zei de man. “Ik ben de huidige burgemeester. Bent u hier eerder geweest?”
“Blijkbaar,” zei Kat droog. “Toen was ik echter bekend onder een andere naam — toen werd ik nog Thaddeus genoemd.”
“Thaddeus?” zei de dochter vrolijk. “Ik heb van u gehoord, van mijn oma. Maar zij vertelde dat u een knappe jongeman was en niet een kat.”
Kat kuchte. “Ik zit in dit lichaam gevangen. Het is een lang verhaal. Maar over Birgitta gesproken, ik zou haar graag eens willen zien.”
“Dat gaat helaas niet,” zei de burgemeester. “Mijn schoonmoeder is enkele jaren geleden overleden.”
“Oh, nee,” zei Kat. Hij sprintte weg.
“Waarom deed hij dat nou weer?” vroeg Vivian.
“Hij heeft een zware week gehad,” zei Merijn.
Tess stond op en liep haar leraar achterna.
Ze vond hem in een hoekje. Hij was zachtjes aan het huilen. Ze pakte hem op en hield hem zwijgend in haar armen.
Na een tijdje begon Kat tegen haar te praten. “Birgitta is ook dood. Iedereen is dood — iedereen die ik kende. Ik heb ruim zeventig jaar van mijn leven gemist en iedereen om wie ik geef is voor altijd weg. Niemand is meer over.”
“Je hebt ons nu,” zei Tess zacht.
Kat werd stil en dacht daarover na, terwijl Tess hem aaide.
Ondertussen liet Vivian enthousiast haar huis zien aan haar overgebleven gasten. Haar vader had haar dat opgedragen te doen, terwijl hij zelf bezig ging met administratieve zaken.
Merijn vertaalde de dingen die Vivian vertelde voor Sem en Jasmijn.
“En dit is de zolder,” zei ze. “Eén van jullie kan hier logeren, de anderen zullen we ergens anders onderbrengen.”
Ze keek Merijn aan.
“Wat denk je, wil jij bij ons logeren?” vroeg Vivian aan hem.
---
De naam van de burgemeester, Rikard, noem ik maar één keer in het hele verhaal. Wat zal ik daarmee doen? Zijn naam helemaal weglaten? Of op andere plekken zijn naam gebruiken in plaats van "de burgemeester" of "de vader van Vivian"? Of laten zoals het nu is, dat hij zijn naam wel noemt, maar dat die verder niet gebruikt wordt?