Geplaatst: 07-12-2010 19:42
Stukje #14, met de veranderde laatste zin van #13 erbij:
De jongens en Kat rolden met hun ogen.
Alberta dacht aan Jasmijn, en vroeg zich af of ze werkelijk die — zoals zij het zag — verschrikkelijke gave had, een gave die Augustina vrijwel de hele tijd vasthield in haar huis.
Een kleine man in een zwart vestje, met halflang haar. Onverzorgde, bruine lokken. Een glimmende gesp. Een onzekere, maar ongeduldige tred. Zijn gezicht vertrokken in afschuw. Vandaag was de grote dag. Het was bijna zover. De anderen waren niet zo belangrijk geweest. Deze moest goed gaan. Hij was er klaar voor, hij was er bijna klaar voor.
Hij bleef in de schaduw, de op één na laatste prooi van vandaag bestuderend. Hij dacht grimmig: Klop, klop. Wie is daar? Ikkom. Ikkom wie? Ikkom je halen. “Nee, dat is hem nog niet helemaal,” mompelde hij.
Tess en Jasmijn zaten op de grond in de kleine badkamer die zo uit de jaren ’50 leek te komen, of zelfs nog uit een ouder tijdperk. De deur zat op slot.
“Vertel.” Tess keek Jasmijn nieuwsgierig aan. Dit had ze al veel eerder willen doen.
Jasmijn sloeg haar ogen neer. Ze kon alles bespreken met Tess — bijna alles, je duisterste gedachten deel je niet met haar — maar dat wilde niet zeggen dat het haar ook gemakkelijk afging.
“Sem —” begon ze en slikte. Het bleef even stil. “Denk je echt… denk je nog steeds…”
“Ik weet het nog steeds zeker,” zei Tess zacht. “Hij vindt jou even leuk als jij hem.”
“Maar hij doet niets,” twijfelde Jasmijn. “Hij laat niets merken. Het lijkt wel alsof ik niet besta voor hem.”
“Dat is absoluut niet waar en dat weet je,” antwoordde Tess plotseling, een stuk feller. “Die jongen kletst altijd aan één stuk door — geloof me, elke keer als hij bij ons thuis komt, gaat het achter elkaar door — maar bij jou…” Haar stem zakte weer een beetje terug, “bij jou
is hij stil. Jij krijgt hem stil. Hij kwam zeker eerst naar jou toe vanmorgen?”
Jasmijn knikte, lichtelijk geschrokken door de uitbarsting van haar vriendin. “Hij stond onder m’n raam en gooide steentjes om me wakker te maken,” vatte ze het gebeurde samen. Ze vertelde het gedeelte waarin ze in haar japon voor het raam stond niet, ook al dacht ze er steeds aan.
Hoe grappig zou het zijn geweest om te kunnen zeggen dat Sem toevallig op hetzelfde moment aan hetzelfde dacht.
Maar daar was niets toevalligs aan. Hij had het beeld de hele dag niet uit zijn hoofd kunnen zetten. En hij vond dat eigenlijk helemaal niet erg.
“Aarde aan Jasmijn!”
Het gezicht van Tess was veel groter dan normaal. Jasmijn schrok en viel achterover.
“Je was weer even weg,” vertelde Tess. Ze merkte plotseling hoe ze over Jasmijn aan het leunen was, die nu op de grond was begonnen te giechelen.
Tess krabbelde snel terug en moest ook giechelen, aangestoken door haar doorgaans zo ernstige vriendin.
“Ehm, ja… hihi… maar… hihi… er is nog iets anders waar ik het met je over wil hebben.” Tess trok haar gezicht met moeite weer in de plooi.
“Wat dan?” vroeg Jasmijn, die gelijk weer serieus keek.
“Ehm, juist,” zei Tess, enigszins ongemakkelijk. “Ik wilde het hebben over je vermoede gave.”
Jasmijn keek weer weg, een beetje bitter. “Als je het over dat waarzeggersgedoe hebt, ik denk niet dat ik die heb.”
“Echt niet? Want volgens mij kan het wel kloppen. Je hebt altijd dingen door voordat de rest het doorheeft. Zelfs eerder dan Merijn. En dat is best wel indrukwekkend.”
“Merijn is veel slimmer dan ik. Ik zou nooit —”
“Ik had nooit gedacht dat ik dat ooit zou zeggen, maar mijn broer heeft gewoon meer zelfvertrouwen.”
Jasmijn moest weer giechelen. Tess moest glimlachen.
“Jij bent heel begaafd, je kan veel meer dan je doorhebt. En of je nou helderziende bent of niet, je bent heel bijzonder. Maar ik denk wel dat je inderdaad helderziend bent.”
“Mijn moeder — ze wilde me iets vertellen! Het klonk alsof het iets belangrijks was, maar ze zei dat ze het wel een andere keer zou zeggen! Denk je dat ze het weet?”
“Dat lijkt me wel,” zei Tess opgewonden, “dan zou ze zelf ook wel een waarzegster zijn!”
“Maar… dat past niet bij haar. Zie je haar al voor je? In een kristallen bol kijken…” Jasmijn onderbrak zichzelf met een nieuwe giechelbui.
“Zie je ons al voor je als magiërsleerlingen?” gniffelde Tess terug.
De jongens en Kat rolden met hun ogen.
Alberta dacht aan Jasmijn, en vroeg zich af of ze werkelijk die — zoals zij het zag — verschrikkelijke gave had, een gave die Augustina vrijwel de hele tijd vasthield in haar huis.
Een kleine man in een zwart vestje, met halflang haar. Onverzorgde, bruine lokken. Een glimmende gesp. Een onzekere, maar ongeduldige tred. Zijn gezicht vertrokken in afschuw. Vandaag was de grote dag. Het was bijna zover. De anderen waren niet zo belangrijk geweest. Deze moest goed gaan. Hij was er klaar voor, hij was er bijna klaar voor.
Hij bleef in de schaduw, de op één na laatste prooi van vandaag bestuderend. Hij dacht grimmig: Klop, klop. Wie is daar? Ikkom. Ikkom wie? Ikkom je halen. “Nee, dat is hem nog niet helemaal,” mompelde hij.
Tess en Jasmijn zaten op de grond in de kleine badkamer die zo uit de jaren ’50 leek te komen, of zelfs nog uit een ouder tijdperk. De deur zat op slot.
“Vertel.” Tess keek Jasmijn nieuwsgierig aan. Dit had ze al veel eerder willen doen.
Jasmijn sloeg haar ogen neer. Ze kon alles bespreken met Tess — bijna alles, je duisterste gedachten deel je niet met haar — maar dat wilde niet zeggen dat het haar ook gemakkelijk afging.
“Sem —” begon ze en slikte. Het bleef even stil. “Denk je echt… denk je nog steeds…”
“Ik weet het nog steeds zeker,” zei Tess zacht. “Hij vindt jou even leuk als jij hem.”
“Maar hij doet niets,” twijfelde Jasmijn. “Hij laat niets merken. Het lijkt wel alsof ik niet besta voor hem.”
“Dat is absoluut niet waar en dat weet je,” antwoordde Tess plotseling, een stuk feller. “Die jongen kletst altijd aan één stuk door — geloof me, elke keer als hij bij ons thuis komt, gaat het achter elkaar door — maar bij jou…” Haar stem zakte weer een beetje terug, “bij jou
is hij stil. Jij krijgt hem stil. Hij kwam zeker eerst naar jou toe vanmorgen?”
Jasmijn knikte, lichtelijk geschrokken door de uitbarsting van haar vriendin. “Hij stond onder m’n raam en gooide steentjes om me wakker te maken,” vatte ze het gebeurde samen. Ze vertelde het gedeelte waarin ze in haar japon voor het raam stond niet, ook al dacht ze er steeds aan.
Hoe grappig zou het zijn geweest om te kunnen zeggen dat Sem toevallig op hetzelfde moment aan hetzelfde dacht.
Maar daar was niets toevalligs aan. Hij had het beeld de hele dag niet uit zijn hoofd kunnen zetten. En hij vond dat eigenlijk helemaal niet erg.
“Aarde aan Jasmijn!”
Het gezicht van Tess was veel groter dan normaal. Jasmijn schrok en viel achterover.
“Je was weer even weg,” vertelde Tess. Ze merkte plotseling hoe ze over Jasmijn aan het leunen was, die nu op de grond was begonnen te giechelen.
Tess krabbelde snel terug en moest ook giechelen, aangestoken door haar doorgaans zo ernstige vriendin.
“Ehm, ja… hihi… maar… hihi… er is nog iets anders waar ik het met je over wil hebben.” Tess trok haar gezicht met moeite weer in de plooi.
“Wat dan?” vroeg Jasmijn, die gelijk weer serieus keek.
“Ehm, juist,” zei Tess, enigszins ongemakkelijk. “Ik wilde het hebben over je vermoede gave.”
Jasmijn keek weer weg, een beetje bitter. “Als je het over dat waarzeggersgedoe hebt, ik denk niet dat ik die heb.”
“Echt niet? Want volgens mij kan het wel kloppen. Je hebt altijd dingen door voordat de rest het doorheeft. Zelfs eerder dan Merijn. En dat is best wel indrukwekkend.”
“Merijn is veel slimmer dan ik. Ik zou nooit —”
“Ik had nooit gedacht dat ik dat ooit zou zeggen, maar mijn broer heeft gewoon meer zelfvertrouwen.”
Jasmijn moest weer giechelen. Tess moest glimlachen.
“Jij bent heel begaafd, je kan veel meer dan je doorhebt. En of je nou helderziende bent of niet, je bent heel bijzonder. Maar ik denk wel dat je inderdaad helderziend bent.”
“Mijn moeder — ze wilde me iets vertellen! Het klonk alsof het iets belangrijks was, maar ze zei dat ze het wel een andere keer zou zeggen! Denk je dat ze het weet?”
“Dat lijkt me wel,” zei Tess opgewonden, “dan zou ze zelf ook wel een waarzegster zijn!”
“Maar… dat past niet bij haar. Zie je haar al voor je? In een kristallen bol kijken…” Jasmijn onderbrak zichzelf met een nieuwe giechelbui.
“Zie je ons al voor je als magiërsleerlingen?” gniffelde Tess terug.