Het meisje van maandag

Post hier je langere verhalen, zie regels voor criteria (wat is lang?)
Melona
Admin
Admin
Berichten: 2311
Lid geworden op: 15-11-2009 22:38

Bericht door Melona » 05-04-2010 20:32

Hmmm geen idee xD bij donkere dingen in ieder geval wel ja, maar bij witte dingen weet ik het niet :P Maar het was wel een heel klein beetje verwarrend dus ^^
I became insane, with long intervals of horrible sanity.

Daniël
Platinum Member
Platinum Member
Berichten: 3711
Lid geworden op: 21-02-2010 23:08

Bericht door Daniël » 06-04-2010 17:05

Hier de rest van het hoofdstuk:

Ze was inmiddels weer rechtop gaan zitten. De meeuwen waren verder gevlogen. Nu was ze echt alleen, enkel vergezeld door miljarden liters water. En erger: de wind was gaan liggen – het bootje maakte nog nauwelijks vaart.
Ondanks dat de zon nog volop scheen rilde ze. Misschien kwam het door die openheid. Overal dat blauw, tot de horizon en verder en daarboven ook. Nergens de aangename beschutting van een dak boven je hoofd, nergens de uitgestrekte armen van een vriend. Het eenzame meisje was helemaal alleen op de wereld. Een traan biggelde over haar wang.
‘Wat een mooie waterlelie heb je daar,’ klonk plotseling een vriendelijke stem achter haar.
Geschrokken draaide ze zich om. Op de rand van het groene blad zat een prachtige rode libel met transparante vleugels die schitterden in het zonlicht.
‘Het is een schip,’ zei ze koppig.
‘Hoe heet je schip?’ vroeg het gevleugelde insect, dat geen aandacht besteedde aan haar knorrigheid.
Het meisje zweeg. Wat stom, daar had ze nog niet eens over nagedacht. Een schip moest natuurlijk een naam hebben.
‘Een schip zonder naam brengt ongeluk, wist je dat?’ vervolgde de libel ernstig. ‘Dan blijf je hier eeuwig op zee rondvaren zonder ooit land te bereiken. Of erger nog: het schip zal zinken.’
‘Ik weet geen goede naam,’ bekende het meisje met rode wangen.’
‘Niemand heeft ook gezegd dat het een goede naam moest zijn,’ glimlachte de libel. ‘Wat dacht je van ‘De Lelie’?’
‘We hebben ook geen champagne,’ hielp het meisje hem nors uit de dromen.
‘Wil je nou dat je schip gedoopt wordt of niet?’ viel de libel kwaad uit, geërgerd aan de onverschilligheid van het meisje. ‘Nood breekt wet, dan maar zonder champagne.’
Een tijdje zwegen de twee figuren aan boord van De Lelie. Het meisje zat somber naar de horizon te staren, waaraan nog altijd geen land verschenen was, en de libel wachtte geduldig af tot er iets ging gebeuren.
Uiteindelijk zei het meisje: ‘Dank u wel… voor het dopen van mijn schip, bedoel ik.’
De libel schrok op uit zijn gedachtes en zei dat het niets was.
Op dat moment teisterde een onverwachte windvlaag het schip en rolde in de kelkblaadjes, die onmiddellijk hevig begonnen te klapperen – behalve het grootste blad waar het meisje de lijn aan had bevestigd. Die bolde op en het meisje moest zich schrap zetten om het zeil, niet te strak maar ook zeker niet te losjes, gespannen te kunnen houden.
‘Zie je wel,’ zei de libel tevreden, ‘het schip heeft een naam en je komt weer vooruit.’
‘Ja ik merk het,’ mompelde de kapitein van De Lelie. Haar handen begonnen zeer te doen door de lijn die erin sneed, maar het deerde haar niet. De reis ging weer verder.
Net toen ze het zichzelf ook begon af te vragen, vroeg de libel: ‘Waar ga je eigenlijk naar toe?’
‘Weet ik niet.’
‘Ben je een ontdekkingsreiziger?’
‘Misschien. Bent u een ontdekkingsreiziger?’
De libel schudde bedroefd zijn hoofd. ‘Dat was ik… Ik reisde samen met mijn vrouwtje de wereld over, van Chili naar Japan en zelfs naar de Noordpool. Maar gister ben ik haar kwijt geraakt.’
‘Kwijt geraakt?’ vroeg het meisje nu ontzet. Ze kroop dichter naar de libel toe, want ze zag dat hij het moeilijk had. ‘Hoe dan?’
‘Storm,’ verklaarde de libel met trillende stem, ‘snoeiharde wind. Ik zei nog dat ze dicht achter me moest blijven en me in het oog moest houden. Ik vloog hard door om de storm zo snel mogelijk achter me te kunnen laten. Toen ik omkeek was ze weg.’ Er rolde een traan over zijn wang.
‘Wat erg voor u…’ fluisterde het meisje geschrokken. Ze legde haar hand op zijn rug.
‘Misschien heeft ze me wel geroepen,’ zei de libel zacht. ‘Maar door die harde wind heb ik haar niet gehoord. En nu ben ik haar kwijt.’
‘Kop op, meneer libel,’ zei het meisje troostend, ‘u vind haar vast wel. U kent de wereld toch?’
‘Wel ja, maar de wereld is groot. Ze kan overal zijn. Stel nu dat zij naar het oosten is gegaan, en ik ga naar het westen, dan vinden we elkaar nooit meer.’
‘Eigenlijk bent u nog steeds een ontdekkingsreiziger, meneer libel,’ bedacht het meisje zich. ‘U probeert immers te ontdekken waar uw vrouwtje is.’
‘Daar heb je wel gelijk in,’ gaf de libel toe.
‘Columbus ontdekte een heel nieuw continent terwijl hij opzoek was naar één enkele zeeroute. U bent opzoek naar uw vrouwtje, misschien vind u haar wel, en met haar iets veel groters.’
‘Daar ben ik van overtuigd,’ glimlachte de libel door zijn tranen heen. ‘Als ik mijn vrouwtje vind, vind ik het grootste geluk van de wereld terug.’
De kapitein en haar passagier genoten van de wind die De Lelie aandreef over de uitgestrekte oceaan. De windstilte was voorbij.
‘Wat onbeleefd van me,’ zei de libel, die inmiddels zijn tranen gedroogd had, ‘ik heb mij nog niet eens voorgesteld.’ Hij strekte een van zijn pootjes uit en zei: ‘Hendrik Libel.’
Het meisje schudde zijn poot en wilde haar naam zeggen, maar merkte toen dat ze die helemaal niet wist.
De libel zag het en vroeg: ‘Gut gut, weet je je eigen naam niet meer?'
Wat is mijn naam?
Wazige beelden flitsten voor haar ogen, fluisterende stemmen drongen half door in haar oren. Met moeite probeerde ze te verstaan wat een van die stemmen zei. Tot haar teleurstelling was ze in staat slechts één woord op te kunnen vangen: maandag.
‘Ik ben Maandag, aangenaam,’ zei het meisje vlug.
‘Aangenaam, Maandag,’ zei de libel verheugd, en vroeg door: ‘Mag ik vragen waar je vandaan komt?’
‘Van Maandag ook,’ zei Maandag van Maandag onmiddellijk. Het meisje wilde niet weer twijfelachtig overkomen. ‘Mijn ouders hebben me vernoemd naar hun woonplaats. Dat begrijp ik wel. Het is er prachtig, weet u.’
‘Aha, zo, ja,’ stamelde de libel enigszins verrast. Dat zie je toch niet vaak, dacht hij. ‘Ik kom uit Amerika, erg mooi daar.’
Zo zetten het meisje van Maandag en meneer Hendrik Libel hun gesprek voort. Ze praatten over het weer, over hun bezigheden en de eigenaardigheden van hun kennissen. Voornamelijk was meneer Libel aan het woord, daar Maandag niet veel zelf in te brengen had. Dat wist de libel ook en daarom praatte hij op zijn gemakje verder.
Het speet Maandag dat ze geen thee had om haar gast te kunnen serveren, maar het scheen Hendrik Libel niet te deren. Toen ze in de bloem keek of er misschien koekjes waren (ook al was er dan geen thee om ze in te dopen) merkte ze dat ze helemaal niets in huis had.
Na een tijdje viel hun gesprek stil. De hemel begon inmiddels te verkleuren, van lichtblauw naar geel en verder naar het westen naar oranje en schemerrood. De zon zakte snel en met haar vertrek verdween ook veel warmte uit de wereld. Het meisje van Maandag kreeg het koud.
‘Ik wil naar huis,’ zuchtte ze.
‘Zeg, het zou wel heel toevallig wezen…’ begon de libel geheimzinnig, langs zijn gastvrouw heenkijkend, ‘maar is dat soms je thuis?’
Maandag keek om en tuurde met haar hand boven haar ogen naar het westen. Daar ging de zon onder, maar ze verdronk niet in de golvende zee. Nee, ze stortte langzaam neer op land, dat ongemerkt aan de horizon was opgedoemd.
‘Nou? Lijkt dat op Maandag?’
‘Misschien,’ antwoordde het meisje. ‘Het zal natuurlijk wel wat veranderd zijn sinds ik weg ben.’
Meneer Libel spreidde plotseling zijn vleugels uit en zei: ‘Ik stap maar weer eens op, meisje. Als ik mijn vrouwtje nog wil vinden moest ik maar eens haast gaan maken.’
‘Veel succes, meneer Libel,’ wenste het meisje hem toe. Vurig hoopte ze dat Hendrik zijn vrouwtje terug zou vinden en gelukkig kon zijn.
‘Dag Maandag van Maandag,’ zei de libel. Toen steeg hij op en vloog ervandoor, verdwijnend in de rode schemering.
Hoe de Wereld Scheurde en Wat Erna Gebeurde Verhalen uit de oudste tijden

Melona
Admin
Admin
Berichten: 2311
Lid geworden op: 15-11-2009 22:38

Bericht door Melona » 06-04-2010 17:12

leuk gedaan :} hoewel ik op dit moment vastzit tussen het idee of dit een verhaal is voor kinderen [het verhaal zelf] of voor volwassenen [het taalgebruik] :')
I became insane, with long intervals of horrible sanity.

Daniël
Platinum Member
Platinum Member
Berichten: 3711
Lid geworden op: 21-02-2010 23:08

Bericht door Daniël » 06-04-2010 17:18

Hm ja, dat is wel een van de moeilijkste dingen in dit verhaal (behalve het verhaal zelf): ik probeer zo te schrijven dat het begrijpbaar is voor kinderen, maar dat ook volwassenen het met plezier kunnen lezen. Verder zullen de kinderen het opvatten als een leuk verhaaltje, voor de volwassenen zit er ook een dieperliggende boodschap in. In bijna alles zit een achterliggende gedachte. Dat zal pas later in het verhaal blijken.
Voor jong en oud dus :)

Ik ga er trouwens ook plaatjes bij maken :P Dat leukt het voor kinderen weer op en dat past ook goed bij dit verhaal.
Hoe de Wereld Scheurde en Wat Erna Gebeurde Verhalen uit de oudste tijden

ethereal
Bronze Member
Bronze Member
Berichten: 156
Lid geworden op: 16-11-2009 10:58

Bericht door ethereal » 08-04-2010 16:33

Ik vind het echt een schattig verhaal :3 Ik denk ook wel dat het voor kinderen én volwassenen geschikt is... ik ben benieuwd naar de onderliggende boodschap ;D

Net toen ze het zichzelf ook wilde afvragen, vroeg de libel
-> Je kunt je niet iets af 'willen' vragen, toch? :'D je kunt beter 'begon af te vragen' oid doen... denk ik.
U bent opzoek naar uw vrouwtje...
-> op zoek(denk ik? XD)
Hij likte gehurkt een worst.

Daniël
Platinum Member
Platinum Member
Berichten: 3711
Lid geworden op: 21-02-2010 23:08

Bericht door Daniël » 08-04-2010 16:47

Ik vind het echt een schattig verhaal :3 Ik denk ook wel dat het voor kinderen én volwassenen geschikt is... ik ben benieuwd naar de onderliggende boodschap ;D
Haha :) Ja, wacht maar af... :P
Net toen ze het zichzelf ook wilde afvragen, vroeg de libel
-> Je kunt je niet iets af 'willen' vragen, toch? :'D je kunt beter 'begon af te vragen' oid doen... denk ik.
Ja, helemaal gelijk heb je :P Veranderd in: Net toen ze het zichzelf ook begon af te vragen ...
U bent opzoek naar uw vrouwtje...
-> op zoek(denk ik? XD)
Met dat 'opzoek' weet ik het nooit :? . Mijn spellingscorrector rekent het goed...
Hoe de Wereld Scheurde en Wat Erna Gebeurde Verhalen uit de oudste tijden

ethereal
Bronze Member
Bronze Member
Berichten: 156
Lid geworden op: 16-11-2009 10:58

Bericht door ethereal » 08-04-2010 17:04

Daniël schreef:
Ik vind het echt een schattig verhaal :3 Ik denk ook wel dat het voor kinderen én volwassenen geschikt is... ik ben benieuwd naar de onderliggende boodschap ;D
Haha :) Ja, wacht maar af... :P
Net toen ze het zichzelf ook wilde afvragen, vroeg de libel
-> Je kunt je niet iets af 'willen' vragen, toch? :'D je kunt beter 'begon af te vragen' oid doen... denk ik.
Ja, helemaal gelijk heb je :P Veranderd in: Net toen ze het zichzelf ook begon af te vragen ...
U bent opzoek naar uw vrouwtje...
-> op zoek(denk ik? XD)
Met dat 'opzoek' weet ik het nooit :? . Mijn spellingscorrector rekent het goed...
Ja, bij mij is opzoek ook goedgeteld, maar het ziet er zo verkeerd uit. XD Ik denk dat opzoek meer is van iets opzoeken, want dat hoort aan elkaar. Maar naar iets op zoek zijn is de andere vorm ervan ofzo. Belachelijk ook, dat Nederlands. xD
Hij likte gehurkt een worst.

Daniël
Platinum Member
Platinum Member
Berichten: 3711
Lid geworden op: 21-02-2010 23:08

Bericht door Daniël » 23-04-2010 15:42

Binnenkort :wink: :

Afbeelding

(En ja, ik weet dat dat Janneman Robinson is van Winnie de Poeh :D maar ik kon geen ander plaatje vinden :P)
Hoe de Wereld Scheurde en Wat Erna Gebeurde Verhalen uit de oudste tijden

Melona
Admin
Admin
Berichten: 2311
Lid geworden op: 15-11-2009 22:38

Bericht door Melona » 23-04-2010 16:31

Ik wilde al zeggen ja, dat dat Janneman Robinson is :P
I became insane, with long intervals of horrible sanity.

Daniël
Platinum Member
Platinum Member
Berichten: 3711
Lid geworden op: 21-02-2010 23:08

Bericht door Daniël » 23-04-2010 16:51

Alvast het begin:

HOOFDSTUK 2
HET MEISJE UIT DE GROTE STAD

Het was een winderige dag in februari. Hoewel het nog koud genoeg was om buiten rookwolkjes te kunnen blazen, was duidelijk te zien hoe de winter zich terugtrok en verdreven werd door de naderende lente. Her en der lag nog wat bruine sneeuw, wegsmeltend in de modderige aarde. De zon stond laag aan de horizon maar nu de dagen weer langer werden, klom zij elke dag weer een stukje hoger. In het westen hingen nog enkele slierten grijze nevel. De snijdende wind echter rolde over het land en blies de nevel naar zee, zodat de hele hemel felblauw was.
David stond op de oprijlaan van de boerderij naast die van zijn ouders. De oude boerderij stond al jaren leeg. Weer en wind hadden gaten gemaakt in het rieten dak, de ruiten zaten onder het stof en een enkele was zelfs gebroken door een stel kwajongens. De dakgoot lekte en in de donkere schuur sliepen uilen en vleermuizen hun roes uit. Maar vandaag kreeg het desolate oord eindelijk nieuwe bewoners.
In zijn rechterhand omklemde David een dun koordje waar een blauwe heliumballon aan was vastgeknoopt. Hij stond hier nu al ruim een uur, terwijl zijn moeder toch echt had gezegd dat ‘de nieuwe mensen’ om half vier zouden komen. Al die tijd hield hij zijn blik strak op het einde van de oprijlaan gericht, om te kijken of ze er al aan kwamen. En daarnaast kneep hij zo krampachtig zijn rechterhand dicht dat het algauw pijn begon te doen. Maar de ballon mocht absoluut niet aan zijn grip ontsnappen. ‘Houd hem goed vast hoor,’ had zijn moeder hem gewaarschuwd. Vanochtend, toen zijn vader de ballon juist had opgeblazen in de schuur, was het ondeugende geval al weggeglipt en bonkte toen een tijdje met zijn blauwe kop tegen de houten steunbalken van het dak aan. Louis Oliver had er zijn langste ladder bij moeten halen om hem weer naar de grond te krijgen.
Zweetdruppeltjes parelden op Davids voorhoofd. Het was dan ook een zeer lastige opgave om deze twee bezigheden constant tegelijk uit te oefenen.
David schrok op uit zijn overpeinzingen toen hij in de verte het gebrom van een motor hoorde. Na een paar seconden verscheen om de bocht een zwarte kever, die even later op z’n dooie gemakje de hobbelige weg verliet en de oprijlaan opreed.
De kever, die in de stad – waar de nieuwe mensen vandaan kwamen – vast heel mooi was geweest, zat nu onder de modder. Het had de afgelopen dagen nogal geregend. Maar nu was het droog.
Vlak voor David stopte de auto en werden de portieren geopend. Links stapte een lange vrouw uit. Ze droeg strenge zwarte schoentjes met hoge hakken, een beige rok met een bijpassend jasje en een blouseje daaronder. Haar gezicht hulde in de schaduw van een grote maar platte hoed van riet die lelijk afstak bij de rest van haar outfit. David ving een glimp op van haar blonde haar dat strak in een knotje was gebonden. Om haar arm hing een leren handtasje waar enkele gouden letters op stonden. Ze leek wel een kapstok, zo statig als ze daar voor hem stond.
Vanachter het rechterportier verscheen een man, iets korter dan de vrouw. Hij had zich in een zakelijk krijtstreeppak getrokken, daaronder een wit overhemd waarop zijn grijze stropdas wapperde in de wind. Verder had hij donker haar waar enkele grijze strepen doorheen liepen, lichtgrijze wenkbrauwen en bleke lippen.
Meneer Grijs liep om de voorkap heen naar Mevrouw Beige met Riethoed en sloeg voorzichtig zijn arm om haar heen.
Een tijdje keken ze fronsend naar de boerderij en zeiden niets.
Toen vroeg Mevrouw Beige aan haar echtgenoot: ‘Weet je zeker dat dit het is?’
‘Langeweg 3,’ zei David abrupt.
Pas nu schenen de twee nieuwe mensen het kleine ventje op te merken en ze keken verbaasd omlaag. David keek hen om de beurt aan.
‘Ja, ja…’ mompelde Meneer Grijs instemmend. Hij haalde een keurig gevouwen document uit de binnenzak van zijn krijtstrepen jasje, vouwde het open terwijl hij uit zijn andere zak een leesbril haalde met een grijs montuur, zette zijn bril op en las het document vluchtig.
‘Ja, hier staat het,’ zei hij toen. En ter bevestiging: ‘Langeweg 3.’
Het sprankje hoop dat Mevrouw Beige nog had ebde weg en ze legde zich erbij neer. Op haar hoge hakken tippelde ze voorzichtig tussen de plassen door naar David, hurkte en stak haar hand uit. ‘Mevrouw Parks.’
‘Aangenaam met u kennis te maken, mevrouw Parks,’ dreunde David op, zoals zijn moeder hem had opgevoed. ‘Ik ben David Oliver, Langeweg 1, Sunnyfield, Florida – dat ligt in de Joe Es Ee.’
‘Aangenaam,’ glimlachte Mevrouw Parks.
Ook Meneer Grijs stelde zich aan hem voor. Hij bleek ook al ‘Parks’ te heten.
‘Nou, onze dochter heeft tenminste iemand om mee te spelen,’ zei Meneer Parks, half tegen David, half tegen zijn vrouw.
Ze liep terug naar de zwarte kever, opende het linkerportier van de achterbank en zei iets. De wind ging er echter met die woorden vandoor voor ze Meneer Parks en David konden bereiken.
Uit de auto stapte de derde en laatste passagier. Het was een meisje van zijn leeftijd en leek haast Mevrouw Parks in het klein. Ze droeg exact dezelfde outfit, behalve die rieten hoed dan, en in plaats van hoge hakken droeg ze charmante leren laarsjes. Ook zij had blond haar, maar dit was achter met een elastiekje in een paardenstaart gedaan.
Mevrouw Parks bracht haar naar David en fluisterde in haar oor: ‘Stel je maar voor, meisje…’
Een beetje verlegen zei ze: ‘Ik ben Sophie.’
‘Ik ben David,’ zei David rustig. ‘Hier, deze is voor jou.’ Hij overhandigde haar de blauwe heliumballon.
Sophie nam hem aan, wist niet goed of ze er blij mee moest zijn of niet, maar zei toch uit beleefdheid: ‘Dank je wel.’
Hoe de Wereld Scheurde en Wat Erna Gebeurde Verhalen uit de oudste tijden

Plaats reactie